Hij
wandelt niet, hij zweeft als een gedachte die nog niet geboren is.
De stenen spreken tot hem, de geur van de stad is zijn gebed.
Zijn pen is geen pen, maar een sleutel tot vergeten kamers waar herinneringen
slapen in het stof van oude dromen.
Hij hoort de stad fluisteren in de adem van de wind, in het zuchten van bruggen
en het geruis van zielen die zich vermommen als voorbijgangers.
Wanneer
hij spreekt, spreekt hij niet tot oren maar tot harten. Zijn woorden zijn licht,
dat zich vermomt als schaduw om niet te verblinden.
Zijn stem is geen echo van stilte, maar een roos die bloeit in beton, naamloos,
maar vol herkenning.
Hij noemt je niet, maar herinnert je aan wie je bent.
O
stadsdichter, vriend van het gewone, minnaar van het moment, boodschapper van
wat nooit werd gezegd maar altijd werd gevoeld.
©
24 september 2025