Het
ochtendgloren wekt mij met zachtere handen,
de tijd tikt niet meer, maar zweeft.
Wat ooit ver weg leek,
zit nu als een vogel op mijn schouder.
De
spiegel liegt niet meer,
maar zingt van reizen die ik nog niet begreep.
Rimpels zijn rivieren,
die terugstromen naar de bron.
Ik
voel de adem van het onzichtbare,
niet als beklemming, maar als uitnodiging.
De sluier om me heen wordt doorzichtiger
alsof een poort opent zich zonder sleutel.
Wat
ik verloor, keert terug in andere vormen.
Wat ik liefhad, blijft in stilte bij me.
En elke stap die ik zet, is geen afscheid,
maar een thuiskomen.
© 16 september 2025